Image
Kinderen in een school van Hoop voor Senegal

Starten met een project

Je wil vol enthousiasme een solidariteitsproject opstarten in een ander land, dat is mooi. Maar hoe begin je er aan? Waar hou je best rekening mee om dit project zo succesvol mogelijk te maken? Wij verdelen die opstart in 4 fasen (zie hieronder) en Mirjam Vossen schreef er een interessant boekje over.

Ben je van plan om een project van internationale solidariteit op te starten? Dan kan je steeds terecht bij het 4de Pijlersteunpunt voor informatie en advies: 

  • Maak een afspraak met het 4de Pijlersteunpunt voor een oriënterend gesprek. 
  • Blijf op de hoogte van vormingen, ontmoetingen en andere nieuwtjes via onze nieuwsbrief
  • Twee keer per jaar organiseren we een basisvorming. Als startende vrijwilliger ben je dan op 2 dagen helemaal mee met de wereld van de 4de Pijler en de belangrijkste richtlijnen mo een succesvol project op te zetten. Schrijf je in op de wachtlijst.
  • Daarnaast organiseren we het hele jaar door vormingen en netwerkdagen. Bekijk hier onze activiteiten. 

Een project opstarten: 4 fases

Als je een project voor internationale solidariteit opstart, doorloop je normaliter vier fases: het idee, de planning/voorbereiding, de uitwerking én de evaluatie.

Om de kans op een succesvol project zo groot mogelijk te maken, geven we een aantal tips. 

 

Fase 1: het idee

  1. Vraag je om te beginnen af waarom een project van internationale solidariteit wilt opzetten. Een project opzetten is niet vrijblijvend, je mengt je met het leven van anderen. Dat brengt verantwoordelijkheden met zich mee.
  2. Denk nauwgezet na over wat jullie willen doen. Verricht een grondige studieronde in het partnerland. Vraag jezelf af wat jullie willen bereiken en op welk vlak jullie iets willen bijdragen aan het leven van de mensen ginds.
  3. Baken je project af. Doe niet meer dan je aankan met de mensen en de middelen waar je organisatie over beschikt. Maak geen beloftes die je niet kan waarmaken. 

 

Fase 2: Planning en voorbereiding

  1. Bepaal niet zelf wat goed is voor de mensen ginds, maar luister naar de lokale bevolking. Wat zijn hun wensen en behoeften? Beantwoordt het project dat jullie willen opzetten aan de bestaande noden? Op welk vlak bieden jullie een meerwaarde? Laat de lokale bevolking zélf nadenken over wat werkt en wat niet. Laat ze bijvoorbeeld een top drie van prioriteiten maken. 
  2. Hou rekening met de wereld rond je project. Weet hoe een dorp of gemeente functioneert en wie de sleutelfiguren binnen de gemeenschap zijn. Bekijk je project als een klein puzzelstukje dat moet passen in de bredere puzzel van de samenleving ginds.
    Zorg er bovendien voor dat de vrouwen en minder zichtbare groepen uit de gemeenschap vertegenwoordigd zijn. Luister ook naar hen en niet enkel naar de woordvoerders van de gemeenschap.
  3. Zoek altijd eerst een betrouwbare lokale organisatie als partnerorganisatie om mee samen te werken, voor je met je project start. Vermijd dat het project op de schouders van één persoon rust. En vermijd absoluut dat het project vanuit België wordt uitgevoerd, want wie draagt het project dan als de ondersteuning vanuit België (plots) stopt?
  4. Samenwerken met een bestaande organisatie of groepering geeft de grootste kans op een vlotte start en een duurzaam project. Dat is niet altijd mogelijk, neem dan voldoende tijd met de juiste mensen een nieuwe groep op te starten. Welke profielen en expertises heb je nodig in die groep? Met wie kan je vanuit België vlot en betrouwbaar communiceren?
  5. Bepaal in overleg met je partnerorganisatie waar behoefte aan is en welke stappen jullie project zal ondernemen om die behoeften in te vullen.  
  6. Een samenwerking met een partnerorganisatie in een ontwikkelingsland moet groeien. Begin daarom met een eenvoudig project.
  7. Leg concrete doelstellingen en daaraan gekoppelde acties vast. Formuleer ze SMART: Specifiek, Meetbaar, Haalbaar, Relevant en Tijdsgebonden.
  8. Investeer niet alleen in materiële dingen, maar investeer ook in processen. Denk aan vorming, het versterken van de capaciteit van de partnerorganisatie, goed beheer of lobbying.
  9. Probeer lokale overheden bij het project te betrekken, om de duurzaamheid van het project te vergroten. Hou rekening met de wetgeving en met structuren en voorzieningen die al bestaan. Zo is er in het land zelf misschien steun voor je project te vinden.
    Haak indien mogelijk aan bij bestaande initiatieven. Het heeft geen zin om iets te doen waar anderen al mee bezig zijn. Door krachten te bundelen kan je ook meer bereiken.

 

Fase 3: De uitvoering

  1. Maak goede afspraken met je partnerorganisatie, zodat je weet wat je van elkaar kan verwachten. Het kan een goed idee zijn om die afspraken ook op papier te zetten.
  2. Realiseer je project in haalbare stapjes en evalueer tussendoor.
  3. Hou rekening met cultuurverschillen. Een andere kijk op de realiteit en een andere interpretatie van afspraken en werkwijzen kan zorgen voor misverstanden en problemen tijdens het verloop van het project.
  4. Denk vooraf na over de mogelijke neveneffecten van je project binnen een gemeenschap. Een project kan bepaalde aspecten van een gemeenschap ook onbedoeld verstoren.
  5. Als je regelmatig aanwezig bent op je project, doe dan niet alles zelf. Beperk je engagement tot het motiveren van mensen. Laat ze in hun waarde.
  6. Leg het eigenaarschap van het project in hun handen. Het moet hún project zijn. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor het welslagen ervan, want zij voeren het uit.
  7. Bedenk dat het versturen van (overtollige) spullen vaak eenvoudig lijkt, maar vaak geen oplossing is. Er is veel geld nodig voor de verzending en opslag. In de regio aankopen is goedkoper en helpt de lokale economie. Meer info hierover lees je hier.

 

Fase 4: Evaluatie

  1. Trek tijd uit om je project te evalueren. Doe dat niet alleen met de mensen hier in België, maar ook met je partnerorganisatie ginds.
  2. Luister niet alleen naar jouw contactpersoon maar verzamel meningen van verschillende mensen rond je project. Én vooral uit de doelgroep waar je het allemaal voor doet. Doe dit laagdrempelig, maak bijvoorbeeld een wandeling met je doelgroep rond of door je project en laat ze vertellen. 
  3. Evalueer het project op impactniveau: wat is de impact van jullie project op het gebied van armoedebestrijding? Wees niet tevreden met het feit dat het schoolgebouw dat jullie wilden realiseren er nu staat (output). Vraag je ook af of de scholingskansen van de kinderen in de streek daadwerkelijk gestegen zijn (impact). 
    Toegegeven, dat is moeilijker, en hangt af van andere factoren buiten jullie project. Impact maken kost tijd en kan je niet meten na de eerste jaren van je project. Dus neem daar ook gerust tijd voor. Maar je doet het wel voor die impact. Dus vergeet dat niet uit het oog, eens je in de praktische fase van je project zit.

    Voorbeeld: Je wil meer kinderen onderwijskansen bieden. Maar wat is daar de grootste nood voor? Een nieuwe school, meer leerkrachten of beter opgeleide leerkrachten? Op die vraag kan je lokale partnerorganisatie waarschijnlijk al een goed antwoord geven. Maar evalueer regelmatig of je moet bijsturen. Misschien heb je na de bouw van de school nog altijd meer leerkrachten nodig.

  4. Vraag je tenslotte af hoe duurzaam en toekomstbestendig jullie project is. Zal het project blijven bestaan als jullie er morgen mee stoppen? Vanaf de start van het project plan je best al in hoe het project op lange termijn zal worden verdergezet als jullie steun stopt.
  5. Leer uit je evaluaties en stuur samen bij waar nodig. Als je niet bereid bent om zaken aan te passen, heeft het geen zin om te evalueren.

 

Rekening houden met bovenstaande tips vergroot ongetwijfeld de kans op een duurzaam project.

Veel zal afhangen van de mate waarin ‘jullie’ project na een tijd ‘hun’ project geworden is en hoe goed het project is ingebed in de samenleving.